Een nieuwe studie gepubliceerd in Tijdschrift voor slaaponderzoek geeft informatie over factoren die bijdragen aan angst voor nachtmerries. De bevindingen suggereren dat verschillende waakvariabelen, zoals kindermishandeling en kritieke levensgebeurtenissen, een belangrijkere rol spelen dan de inhoud van gewelddadige dromen in hoe verontruste mensen zich voelen over hun nachtmerries.
De onderzoekers werden gemotiveerd door eerder onderzoek dat aantoonde dat traumatische ervaringen en angst tijdens de nachtelijke uren de kans op het ervaren van nachtmerries kunnen vergroten. Er is echter een gebrek aan onderzoek naar de effecten van deze factoren op met name nachtmerries.
“Ik was geïnteresseerd in dit onderwerp omdat ik wilde weten hoe nachtmerrie-angst zich verhoudt tot de frequentie van nachtmerries en waakangst. Ik wilde ook onderzoeken in hoeverre de aversieve inhoud van dromen verband houdt met het leed van nachtmerries’, zegt studieauteur Jonas Mathes van het Instituut voor Experimentele Psychologie aan de Heinrich-Heine-Universität Düsseldorf.
Om het onderzoek uit te voeren, wierven de onderzoekers deelnemers online via advertenties op de campus en op verschillende platforms. Inclusiecriteria waren minstens 18 jaar oud zijn, geen psychische stoornis hebben en geen medicijnen nemen die nachtmerries kunnen beïnvloeden.
Er werden twee verschillende advertenties gebruikt om deelnemers te werven voor twee groepen: de nachtmerriegroep en de niet-nachtmerriegroep. De nachtmerriegroep bestond uit deelnemers die regelmatig meer dan één nachtmerrie per maand ervoeren, terwijl de niet-nachtmerriegroep deelnemers omvatte die niet meer dan één nachtmerrie per maand ervoeren.
In totaal namen 103 deelnemers deel aan het onderzoek, waarvan 59 in de nachtmerriegroep en 44 in de niet-nachtmerriegroep. De meeste deelnemers waren vrouw en de meerderheid identificeerde zich als student of had een ander beroep. De leeftijden van de deelnemers varieerden van 18 tot 61 jaar, zonder significante leeftijdsverschillen tussen de nachtmerrie- en niet-nachtmerriegroepen.
Deelnemers kregen de opdracht om gedurende 28 opeenvolgende dagen een gestructureerd online droomdagboek bij te houden. Het dagboek bestond uit twee delen. Het eerste deel bestond uit dagelijkse vragenlijstitems over slaapgedrag en droominhoud, die deelnemers direct na het ontwaken invulden. Ze lieten ook zien of ze zich dromen konden herinneren.
Het tweede deel van het dagboek, voltooid als deelnemers zich ten minste één droom herinnerden, concentreerde zich op de inhoud van dromen van de vorige nacht. Deelnemers beoordeelden de intensiteit van positieve en negatieve emoties in hun dromen op een 4-puntsschaal. Ze gaven ook aan of de droom als een nachtmerrie werd ervaren. Deelnemers registreerden het verhaal van hun droominhoud en vulden, indien van toepassing, een dadervragenlijst in om droomagressie te beoordelen.
Bij het onderzoek zijn verschillende meetinstrumenten gebruikt. De frequentie van droomherinnering werd beoordeeld met behulp van een vragenlijst, waarbij deelnemers beoordeelden hoe vaak ze hun dromen konden herinneren. De emotionele inhoud van dromen werd ook beoordeeld met behulp van een beoordelingsschaal. Deelnemers rapporteerden de intensiteit van positieve en negatieve emoties in hun dromen. De onderzoekers gebruikten ook de Life Events Scale om kritieke levensgebeurtenissen te beoordelen die deelnemers het afgelopen jaar hebben meegemaakt.
De Childhood Trauma Questionnaire werd gebruikt om traumatische ervaringen uit de kindertijd te meten, waaronder emotionele mishandeling, fysieke mishandeling, seksuele mishandeling, emotionele verwaarlozing en fysieke verwaarlozing. Nachtmerrie-angst werd beoordeeld met behulp van de Nightmare Distress Questionnaire, die de impact van nachtmerries op algemeen leed, slaap en perceptie van de werkelijkheid gedurende de dag meet.
De meerderheid van de deelnemers kon zich hun dromen minstens één keer per week herinneren, terwijl sommige deelnemers zich bijna elke dag dromen konden herinneren. Retrospectieve gegevens over de frequentie van droomherinnering werden afgestemd op prospectieve gegevens die via het droomdagboek werden verzameld. Gemiddeld konden de deelnemers zich tijdens de studieperiode van 28 dagen ongeveer twee dromen per week herinneren.
Van de geregistreerde dromen werd ongeveer 27,8% door de deelnemers geclassificeerd als nachtmerries. Dit geeft aan dat nachtmerries tijdens de onderzoeksperiode relatief vaak voorkwamen.
Uit de studie bleek dat nachtmerrie-angst verband hield met kritieke levensgebeurtenissen, traumatische ervaringen uit de kindertijd (met name emotionele mishandeling, fysiek en seksueel misbruik) en de aanwezigheid van gewelddadige droominhoud. Dit suggereert dat mensen die meer kritieke levensgebeurtenissen en jeugdtrauma’s hebben meegemaakt, meer last hadden van nachtmerries.
Interessant is dat emotionele beoordeling, traumatische ervaringen uit de kindertijd en kritieke levensgebeurtenissen een grotere impact hadden op nachtmerrie-angst dan de daadwerkelijke nachtmerrie-inhoud. Dit betekent dat de manier waarop de emotioneel geïnterpreteerde nachtmerries van de deelnemers een belangrijkere rol speelden bij het veroorzaken van leed dan de specifieke inhoud van de nachtmerries zelf.
“Het verminderen van angst tijdens het wakker zijn speelt een belangrijke rol bij het verminderen van angst voor nachtmerries en negatieve droomemoties”, vertelde Mathes aan PsyPost.
Maar de studie heeft, zoals elk onderzoek, enkele beperkingen. Het onderzoek vereenvoudigde bijvoorbeeld de beoordeling van de inhoud van gewelddadige dromen door binaire antwoorden te gebruiken, wat de diepte van de analyse had kunnen beperken. Bovendien zouden toekomstige studies de impact kunnen onderzoeken van variabelen zoals neuroticisme, die van invloed zijn op hoe individuen kritieke levensgebeurtenissen waarnemen.
“Concluderend kunnen de resultaten het optreden van nachtmerries goed verklaren en eerdere bevindingen bevestigen”, schreven Mathes en collega’s. “Emotionele beoordeling heeft een substantieel effect op nachtmerries. Dit suggereert dat dromers hun droomervaringen kunnen beïnvloeden door herwaardering tijdens de droom of mogelijk ook als ze wakker zijn. Verder onderzoek is nodig om behandelingsmethoden voor nachtmerries en de kenmerken en voorwaarden die samenhangen met een adequaat leerresultaat te onderzoeken.”
De studie, “Nachtmerrie-nood is gerelateerd aan traumatische ervaringen uit de kindertijd, kritieke levensgebeurtenissen en emotionele beoordeling van een droom in plaats van de inhoud ervan”, is geschreven door Jonas Mathes, Jennifer Schuffelen, Annika Gieselmann en Reinhard Pietrowsky.